Ik moest zoveel lachen maar was ook trots. Voor ik het wist, aten we een bord soep met noedels in een Chinees restaurant een paar uurtjes later en het ging nog altijd over Picasso. Hij zou de reden zijn waarom het zo moeilijk is om kunst van de kunstenaar te onderscheiden.
Maar Munch is wel goed, klonk het. Zijn schilderijen maken me nieuwsgierig maar die van Picasso maken me gewoon boos. Kijk, zo hoort het, denk ik dan. Kunst is er om ons iets te doen voelen, om een gesprek tussen ons te doen ontstaan.
Zelf kon ik de schrijver Honoré de Balzac op haar leeftijd, niet verdragen en omdat hij talloze pagina’s misbruikte om ruimtes te beschrijven.
Émile Zola schreef een zeer dik boek, Germinal of De Mijn, over de arbeiders in Frankrijk en de barre werkomstandigheden in de mijnen in de 19de eeuw. Over de opstand van de mijnwerkers en hoe het mislukte, maar toch subtiele vooruitgang toeliet. Ik huilde in mijn bed toen ik als 16-jarige het verhaal las in Burkina Faso.
Zola ging direct naar de kern. Ik vond het boeiend maar het brak mijn hart. Papa glimlachte gewoon en liet me zeggen wat ik dacht. Ik heb nooit geweten of hij vond dat ik gelijk had, maar feit is wel dat ik getriggerd werd om na te denken en dat was het begin van zoveel andere dingen.
Het boek had me door elkaar geschud en diep ontroerd. Het realisme van Zola zorgde ervoor dat ik de arbeiders voor me kon zien en hun woede kon voelen.