Toen ik in 2018 lid werd van de partij van Bart De Wever, leek het wel alsof ik de duivel had gekust. Ik werd besmeurd door zelfverklaarde progressievelingen die me de dag ervoor nog op handen droegen en uitgespuwd door zogenaamde liberalen die ik jarenlang als mijn vrienden beschouwde. Allemaal omdat iemand met mijn profiel niet hoort te kiezen voor een dergelijke partij. Zij schreeuwen ’vrijheid voor iedereen!’, maar bepalen wel wat ik moet denken.
„Liefste Assita, ik hoop echt dat je ooit weer beseft dat je zwart bent…”, schreef een gewezen Belgische minister die naar eigen zeggen de emancipatie van vrouwen en allochtonen vurig verdedigt. Nooit iets van gemerkt. Ze probeerde later haar bericht nog te verzachten door duidelijk te maken dat ze vooral bezorgd was en medelijden met me had omdat mijn keuze allicht niet goed doordacht was.
Zou het mij mijn hele leven dan compleet ontgaan zijn dat ik zwart ben? Voor een deel misschien, want kleur is niet alles wat ik ben. Het is kennelijk veel belangrijker voor anderen dan voor mij. Beseffen dat je bestaat, los van je kleur, doen ze niet. Voor mij is dit het echte racisme. Het „Cogito, ergo sum” (Ik denk, dus ik ben) van de Franse filosoof Descartes geldt duidelijk niet voor iedereen.
Een land besturen of wetten maken mag geen links of mannelijk voorrecht zijn. Er moet daarom een nieuw verlichtingsmoment tot stand komen. De linkse kooi wordt bedreigd door mensen zoals Ayaan, Lale, Dilan of ikzelf. Daarom zijn ze bang. Moet ik nu medelijden hebben?
Dit was de eenenvijftigste column van Assita Kanko voor De Telegraaf.
www.telegraaf.nl