Het is 9 oktober 2018. In de Thalys naar Parijs denk ik na over mijn afspraak met Pierre Foldès, een arts in de Parijse banlieue. In zijn ziekenhuis in Saint-Germain-en-Laye helpt hij vrouwen die het slachtoffer werden van genitale verminking. Hij heeft een methode uitgewerkt om op chirurgische wijze de clitoris van besneden vrouwen te reconstrueren. Een flexibele methode, want elke besneden vrouw is anders. 

Dat beaamt Frédérique Martz, met wie Foldès samenwerkt. Ze is een voormalige bedrijfsleidster, staat aan het hoofd van Women Safe en komt op voor een daadkrachtig feminisme. Tijdens ons gesprek legt ze me uit dat ze er in hun werk rekening mee houden dat ‘elke besnijdster anders is en dat het gaat om meisjes die tijdens de besnijdenis geen moment stil hebben gezeten, die zich hebben verzet en bij wie het genezingsproces telkens anders is verlopen’. 

Toen Foldès als jonge arts naar het platteland van Burkina Faso werd gestuurd, nam hij het lot van de besneden vrouwen ter harte die om zijn hulp kwamen vragen. ‘Maar ik had geen idee hoe hen te helpen. Ik ben naar Parijs teruggekeerd. Er bestond geen vakliteratuur over de clitoris. De wetenschap had het gevoeligste orgaan van de vrouw over het hoofd gezien. Daarom heb ik zelf onderzoek uitgevoerd en uiteindelijk een oplossing gevonden.’ Hij keerde naar Burkina Faso terug, waar hij in 1978, zeven jaar voor mijn geboorte, in het ziekenhuis van Bobo Dioulasso in het zuiden van het land een eerste pa­tiënte opereerde. 

Ik moet vaak denken aan die eerste vrouw. Zij was moedig, terwijl ik doodsbang ben. In de trein vraag ik me af wat ik moet zeggen als ik bij de dokter aankom. Waarom vond ik het nodig die afspraak te maken? Ik weet niet wat ik te horen zal krijgen, maar mijn maag krimpt ineen van de angst. Ik weet dat hij me de waarheid zal vertellen, een waarheid die ik ontvlucht, ik weet dat hij me in medische termen zal uitleggen wat me werd aangedaan en dat geen enkel woord juist zal klinken, omdat het om meedogenloze feiten gaat. Ik weet ook dat ik achteraf een beslissing moet nemen. Laat ik de operatie uitvoeren of niet? Misschien kom ik tot het besluit dat ik de ingreep niet wil. Want zal ik, als ze een reconstructie uitvoeren, niet het gevoel hebben dat er een vreemd lichaam tussen mijn benen zit? Sinds mijn vijfde levensjaar heb ik nooit iets anders gekend. Ik leef al zolang in dit lichaam dat me werd opgedrongen dat ik geleerd heb ervan te houden en ervoor op te komen. 

En dan is er een vriendin die me heeft gesuggereerd zelf een kliniek te openen in mijn land van herkomst waar slachtoffers van geweld geholpen kunnen worden en een reconstructie-ingreep kunnen ondergaan. Sommige van die vrouwen zijn, na een complexe, verwoestende bevalling, niet meer in staat een normaal leven te leiden. Voor hen is de operatie van levensbelang. Ik overweeg de oprichting van zo’n ziekenhuis wel degelijk. Maar eerst wil ik uitzoeken wat er in het hoofd omgaat van een vrouw die tot zo’n drastische maatregel overgaat. Hoe zou ik zelf reageren? Al zo lang leef ik met een vraagteken in mijn hoofd. Ik verdraag het niet dat ik niet exact weet wat men me heeft aangedaan, en tegelijkertijd weet ik niet zeker of ik het wil weten. Wel wil ik inzicht krijgen in de actuele situatie in Europa, waar 500.000 gemutileerde vrouwen wonen, en duizenden kleine meisjes die gevaar lopen besneden te worden. 

Antwoorden

De trein komt aan in Parijs. Ik loop de trap af met tegenstrijdige gevoelens: aarzeling en opstandigheid. Op mijn vijfde heb ik een gewelddaad ondergaan die niet te vatten is, die ik nooit zal vergeten. Maar wat heeft men toen weggesneden, welk lichaamsdeel bezit ik niet langer? Bovendien ben ik bang van de onbekende vrouw die in mijn binnenste schuilt, de vrouw die ik was als kind, voordat de besnijdster mijn pad kruiste en mijn hand uit die van mijn moeder losrukte om me met geweld op te sluiten in de weinig benijdenswaardige wereld van aan de traditie onderworpen vrouwen. Daarna is een deel van mijn lichaam me voorgoed onbekend gebleven. Als je een stuk uit het leven van een meisje wegsnijdt, houdt een deel van haar op met groeien. Haar seksuele ontwikkeling loopt niet zoals die van andere kinderen. Een deel van haar volwassenheid wordt nooit bereikt, omdat het onbestaande is. Zou ik bij de arts eindelijk alle antwoorden krijgen? 

In de consultatieruimte van dokter Pierre Foldès verneem ik het: ‘U hebt een type II genitale mutilatie met infibulatie ondergaan, omdat de schaamlippen werden verwijderd. Als gevolg daarvan ontstond littekenweefsel. U zal nooit op een normale manier kunnen bevallen.’ Hoewel de arts zich vol mededogen tot me richt, komen zijn woorden aan als een vonnis. Ik probeer kalm te blijven, maar in mijn binnenste woedt een orkaan. Alsof het gebroken kleine meisje dat in me schuilt het verdriet wil uiten dat ik als volwassen vrouw altijd heb willen wegmoffelen. Pas nu besef ik ten volle wat men die zomer in Burkina Faso uit het intiemste deel van mijn lichaam heeft weggesneden. Ik heb altijd gedacht dat het om een stukje clitoris ging. Het was veel meer.

Toen ik overeind kwam, leek het alsof mijn benen me niet meer konden dragen. Als kind, na de besnijdenis, kon ik nog lopen, hoewel mijn bloed en mijn tranen nog vloeiden en ik verging van de pijn. Twee werkelijkheden spelen haasje-over in mijn hoofd. Het woedende kind dat ik was en de bange volwassene die ik ben geworden. Ik tril op mijn benen, maar huil niet. Tranen helpen toch niet. Ik moet eerst alles verwerken, mijn emoties proberen te plaatsen.

Buiten wacht ik op mijn gebruikelijke motor-taxi, die na 20 minuten aankomt. Ik zie de chique villa’s van de rijke voorstad voorbijtrekken, maar in gedachten ben ik in het bescheiden ogende ziekenhuis, waar verdriet en hoop dichterbij waren dan ooit. De wind slaat me op de snelweg in het gezicht. De helm stinkt. Ik ben erg gevoelig voor geuren. Ik zeg het tegen de bestuurder, die zich uitput in excuses. Maar de weg is bochtig, ik wil dat hij gefocust blijft en houd mijn mond. Hij rijdt snel, wat ik best oké vind. Ik heb behoefte aan snelheid, ik wil rennen, heb zin om naar de boksles te gaan, iets wat ik al jaren heb opgegeven. Ik wil iets stukgooien. Ben ik boos of verdrietig? Wanhopig? In feite ben ik bang. En dat stelt me teleur. Ik wil niet bang zijn. Ik heb altijd geleerd moedig te zijn, dapper, wat er ook gebeurt. Me weer op te richten, nooit toe te geven. Waarvoor ben ik bang nu? Hoe moet ik daarmee omgaan?

Ik concentreer me opnieuw op de weg. In volle vaart terug naar Parijs rijden, alsof ik er dingen moet regelen. Snijden door de wind die me tegen wil houden, alsof zijn tegenstand me nieuwe kracht wil geven. De motorrijder vraagt of ik wil praten, naar de radio wil luisteren. Ik zeg dat ik nadenk, dat ik liever niet wil praten. Ik wil de nog in mijn hoofd nagalmende woorden van de arts ontvluchten en tegelijkertijd wil ik ze blijven horen – misschien begrijp ik dan wat ik voel. ‘Ik kan herstellen wat men u heeft aangedaan, binnenkort zelfs. Maar die beslissing moet ú nemen.’

6.000 vrouwen

Ik heb ja gezegd. Wellicht uit lafheid. Ik was te bang om toe te geven dat ik bang was. Ik wilde gewoon ontsnappen aan het kleine meisje in mijn binnenste, dat me bleef achtervolgen. Maar de motor kon me niet van haar wegbrengen. Ik moest de confrontatie met haar aangaan. We spraken af voor 14 december. ‘Laat u door iemand vergezellen als u komt, want na de ingreep zal u moeilijk kunnen lopen, u zult pijn hebben.’ Ik denk eraan mijn moeder mee te nemen, zodat ik de cirkel eindelijk kan sluiten. Als piepjonge moeder, opgesloten in een patriarchaal systeem, had zij me bij de besnijdster gebracht. Waarom zou ik haar niet meenemen naar de dokter die het kwaad dat me is berokkend ongedaan zal maken?

Een goed idee, zei Frédérique Martz. ‘Voor uw moeder is het een prima kans om haar eigen verhaal te vertellen. In dat geval nemen we haar op, zodat jullie een echt gesprek kunnen voeren.’ Ik verlang naar dat gesprek, maar ben bang voor het onbekende. Voor mijn lichaam dat ik opnieuw moet leren kennen. Voor de algemene verdoving en de vier uur in de operatiezaal, terwijl ik niet eens ziek ben. Ik ben kapot, maar zeg er niets van tegen Frédérique. Zij legt uit hoe alles concreet in zijn werk zal gaan. Ze laat me een tekening uit een PowerPointpresentatie zien. ‘Zie’, zegt ze zacht, terwijl ze naar een teruggetrokken rode vorm wijst. ‘Tijdens de besnijdenis is de clitoris heel hard aangepakt. Om zich te beschermen heeft ze zich achter het schaambeen teruggetrokken.’ Ik kijk toe. ‘Tijdens de ingreep maken we de clitoris weer vrij.’ Impulsief onderbreek ik Frédérique. ‘Zal ik niet de indruk hebben dat het om een vreemd lichaam gaat?’ Ze laat het scherm los en draait zich naar me toe. ‘Nee hoor, het is uw clitoris, die keert alleen terug naar de plek waar ze moet zitten.’ 

Ik stel haar al mijn vragen. We praten, we lachen ook, want zowel Frédérique als Pierre (in de loop van het urenlange gesprek beginnen we elkaar te tutoyeren) heeft een goed gevoel voor humor, en ondanks het serieuze onderwerp, ben ik in een opgewekte stemming.

Ik verneem dat dokter Foldès al 6.000 vrouwen heeft geopereerd. Al die vrouwen hebben ervoor gekozen het stempel van de overheersing dat hen tijdens hun kindertijd heeft getekend ongedaan te maken. Bij de meerderheid vond de mutilatie plaats voor het vijftiende levensjaar. In de meeste gevallen moesten ze het wrede ritueel ondergaan met het oog op een vroegtijdig huwelijk.

Rouw

Ik stap van de motor af en loop de trap op naar mijn hotelkamer. Ik heb geen andere plannen die middag en word opeens geconfronteerd met een vaststelling die ik de hele tijd heb verdrongen: ik ben doodsbang, ik weet niet of ik met de ingreep kan doorgaan, die 6.000 dappere vrouwen vóór me hebben ondergaan.

Alles maalt opnieuw door mijn hoofd. De algemene verdoving, de uren in de operatieruimte, de postoperatieve verzorging en een anders ogende anatomie, de maandenlange convalescentie. Nieuwe gewaarwordingen. En daarna? Krijg je terug wat je werd ontstolen? Mijn ontvreemde lichaamsdelen en bloed werden begraven in het putje dat de besnijdster in de aarde had gemaakt, tussen mijn benen. Ik weet dat de operatie me de best mogelijke versie van mijn lichaam terug zal geven. Zoals het had moeten blijven. Zal ik weer van mezelf kunnen houden? Doe ik het of niet? Ik moet wel, denk ik. 

Op mijn kamer stort ik in. Ik laat mijn tranen de vrije loop, tot ik hees ben. Daarna bel ik mijn beste vriendin op. Ik kan het haar onmogelijk allemaal uitleggen. ‘Ik heb het gezien, hij heeft gezegd wat ze hebben weggesneden. Het zal nooit simpel zijn te bevallen’, zeg ik huilend. ‘Je moet de tijd nemen om het allemaal een plaats te geven, Assita, het is alsof je een periode van rouw doormaakt. Je neemt afscheid van een moment van hoop en dat doet pijn.’

Later die week krijg ik een mail waarin een aantal praktische details wordt bevestigd. Het betreft een multidisciplinaire aanpak. In Women Safe, het huis dat Frédérique leidt, zijn er praatgroepen waar de vrouwen zonder enig taboe hun hart kunnen uitstorten. De hulp die dokter Foldès de slachtoffers van genitale mutilatie biedt, blijft met andere woorden niet tot de chirurgische ingreep beperkt. Die geïntegreerde aanpak is geen overbodige luxe, want om het hele proces door te maken, heb je al je krachten nodig. En als er een partner is, wordt ook hij bij de zaak betrokken: ‘Je moet met elkaar praten. Jullie kunnen rekenen op onze steun.’ 

Sterk

Nu ik weet wat me is overkomen, voel ik me steeds beter. Ik ben op 14 december 2018 niet naar Saint-Germain-en-Laye gegaan om me door dokter Foldès te laten opereren. Ik voel me voorlopig niet sterk genoeg om de ingreep te ondergaan. Onlangs liet een vrouw van 67 zich opereren. Hopelijk kan dokter Foldès binnenkort een ander beroep uitoefenen. Als er geen vrouwen meer zijn die een reconstructie moeten ondergaan. Dat zou betekenen dat we de strijd hebben gewonnen tegen de barbarij van de vrouwenbesnijdenis, die door niets, werkelijk niets kan worden gerechtvaardigd.

Ik denk dat mijn afspraak in het ziekenhuis geen afstel is, alleen uitstel. Ik wil op grote schaal ageren tegen het geweld dat vrouwen ondergaan. Nu voel ik me weer sterk genoeg om daarvoor te vechten. Want ieder mens heeft recht op een leven zonder geweld of pijn. Toch werden al 200 miljoen vrouwen en meisjes gedwongen de traumatiserende praktijk van de genitale verminking te ondergaan. Een half miljoen van die vrouwen woont in Europa. Volgens de laatste cijfers die Vera Jourova, Europees commissaris voor Gendergelijkheid, heeft gepubliceerd, lopen ontelbare meisjes gevaar besneden te worden. Tegen 2030 zou het gaan om 68 miljoen jonge vrouwen en kinderen uit 25 landen. In België weten we dat 8.600 meisjes het risico lopen verminkt te worden. 

Verschenen in De Standaard van 9 februari 2019.